Eigenlijk heeft ze het goed voor elkaar. Daar waar de naamloze protagoniste vandaan komt, studeren mensen niet en werken ook niet bij een Amsterdamse startup. Maar terwijl de Xerox de klantenbrieven afdrukt, groeit haar woede: over het verleden, haar bullshit job en de joviale collega’s. Hoe moet je een plek vinden als iedereen de regels kent, behalve jij? Uit wanhoop begint ze met haar printer te praten. Al snel is hij haar vriend, kind en huisdier in één – maar de printer begint te haperen, net als zijzelf.
‘Ze schrijft heldere, droogkomische alinea’s, vol rake typeringen en goed onderbouwde analyses van de kantoorcultuur, of eigenlijk van de hele Nederlandse werkcultuur in grote steden. Je vraagt je regelmatig af wie hier nou gestoorder is, de hoofdpersoon of de samenleving.’ – Parool